Bank heeft in strijd gehandeld met de op haar rustende (bijzondere) zorgplicht bij het verstrekken van een geldlening.

Kopers hebben in 2008, tijdens het hoogtepunt van de kredietcrisis, een hypothecaire geldlening afgesloten bij Nationale Nederlanden. Met dat geld hebben zij een woning voor eigen gebruik gekocht. Er zijn betalingsachterstanden ontstaan en uiteindelijk is de woning via een openbare executieveiling verkocht. Daarna resteerde een restschuld van bijna € 220.000. Kopers verwijten aan Nationale Nederlanden dat zij meer geld mochten lenen dan zij konden aflossen (overkreditering) en dat Nationale Nederlanden dat wist of behoorde te weten.

Het standpunt van Kopers komt erop neer dat zij van Nationale Nederlanden meer geld hebben mogen lenen dan verantwoord was, en dat Nationale Nederlanden dat wist of behoorde te weten. Nationale Nederlanden heeft dus haar zorgplicht geschonden door dat bedrag toch uit te lenen en is voor de daaruit voortgevloeide schade aansprakelijk.

Nationale Nederlanden betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden.

Nationale Nederlanden erkent dat de financiering uitkomt op 125% van de executiewaarde maar dat was toegestaan op grond van de toentertijd geldende verstrekkingsregels.  Voorts was de handelwijze van Nationale Nederlanden niet in strijd met de destijds geldende Gedragscode Hypothecaire Financieringen 2007.

Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de maatschappelijke functie van een bank een bijzondere zorgplicht met zich brengt, die onder meer inhoudt dat zij consumenten moet beschermen tegen hun eigen ondeskundigheid en moet voorkomen dat een consument lichtvaardig handelt bij het aangaan van een kredietovereenkomst.

De rechtbank vindt dat Nationale Nederlanden in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende (bijzondere) zorgplicht en veroordeelt Nationale Nederlanden tot vergoeding van de schade van Kopers als gevolg van die zorgplichtschending.

zie voor de volledige uitspraak ECLI:NL:RBROT:2023:7844